Na de Dust Bowl: zijn er nieuwe zwarte bodems in de Great Plains?
Een dor verstikkend stoflandschap – een stofkom – is wat overbleef na de ramp van de Dust Bowl in de prairies van de Amerikaanse Great Plains. Terwijl de economie ook wegzonk in de Grote Depressie, waren miljoenen hectares vruchtbare prairie letterlijk tot stof vergaan, weggeblazen. Daarna moest men deze woestenij nieuw leven inblazen. Een huzarenproject werd aan een nooit gezien tempo op poten gezet. Bijna een vorm van terraforming, ging van start. De regio is nu weer productief. Hoe heeft men dat klaargespeeld? Hebben de legendarische zwarte bodems, de Mollisols, zich echt door deze ramp geslagen?
Door Kathelijne Bonne. Steun GondwanaTalks via een eenmalige of terugkerende donatie.
"Een land dat zijn bodem vernietigt, vernietigt zichzelf", zei President Roosevelt in de jaren dertig van vorige eeuw.

De uitspraak bulkt van metaforen, maar is een schot in roos in de letterlijke betekenis. We zijn niets zonder bodem. Dat voelde men aan de lijve, en aan de longen, in Noord-Amerika tijdens de verschrikkelijke natuurramp die gekenmerkt werd door zwarte stofstormen: de Dust Bowl. Dat zwarte, rondvliegende stof waren de zielige overblijfsels van wat ooit extreem vruchtbare zwarte bodems waren. Het was de humuslaag van uitgestrekte graslanden, omgeploegd tot akkers. Door decennia van wanbeheer en overbewerking waren de zwarte bodems letterlijk tot stof vergaan, weggeblazen. Deze Mollisols, zie o.a. het artikel over het zwarte goud, zijn ook te vinden Oekraïne, Rusland (daar gekend als Chernozem), en in de Argentijnse pampa's – een walhalla van rundsvlees.
Ik sprak een paar jaar geleden op de Spaanse radio over de Dust Bowl-ramp, naar aanleiding van een vorig artikel over woestijnvorming in Spanje. Droogte, overbewerking en uiteindelijk woestijnvorming zijn te zien in Spanje en gingen aan de Dust Bowl vooraf. Droog stof ligt te grabbel aan wind. Naar aanleiding van dat radiogesprek wou ik een ander facet van de Dust Bowl belichten en uitvissen hoe men zich door deze ramp heeft geworsteld. Zijn de legendarische prairies, ooit het rijk van de bizons, hersteld? Hoe liggen ze er vandaag bij?
Dust Bowl: wat vooraf ging
In de 19e eeuw lagen de Amerikaanse Great Plains (delen van Texas, Oklahoma, Kansas, Colorado en New Mexico) er nog grotendeels in hun natuurlijke gedaante bij, als uitgestrekte graslanden vol bizons en prairiehonden. Inheemse prairiegrassen met zeer diepe wortels hielden de bodem vast. En de bodem zelf was dankzij dat gras zeer rijk aan humus. Zelfs bij wind onderging de bodem geen erosie, dankzij de hardnekkige droogtebestendige grassoorten. Maar immigranten rukten op, naar het westen. En dat Wilde Westen, werd steeds minder wild.

Homestead Act van 1862
Exact 119 jaar voor ik het levenslicht zag ondertekende Lincoln de Homestead Act van 1862. Duizenden boeren kregen toestemming om westwaarts te trekken en het land massaal in cultuur te brengen. Het ruige prairielandschap transformeerde zich in een uitgestrekt lappendeken van akkerland. Hoge graanprijzen en mechanisatie, met name de komst van krachtige stalen ploegen en tractoren, leidden tot een dramatische opschaling van landbouwactiviteiten.
Land dat ooit beschermd was door een diepe doorworteling van wilde grassen werd omgeploegd tot akkers die een groot deel van het jaar braak lagen. De bodem werd ontdaan van haar natuurlijke bescherming.
En toen kwam droogte. Deze langdurige 'megadroogte' was gelinkt aan het El Niño-weerssysteem, stelde men veel later vast. En hoewel het uitblijven van regen deels een natuurlijke oorzaak had, vergrootte het landbeheer de impact van die droogte, de originele veerkracht was weg. Pas toen bleek hoe verwoestend de nieuwe landbouwpraktijken waren. De onbedekte, uitgedroogde en uitgeputte grond veranderde bij de eerste vlaag harde wind in stof.
Black blizzards
Wat volgde waren jaren van stofstormen die apocalyptische proporties aannamen. Boeren zagen hun akkers en tuig verdwijnen onder duinen van stof. De zon verduisterde achter zwart stof dat honderden kilometers ver woei; men noemde ze "black blizzards". Steden als Amarillo en Dodge City lagen wekenlang onder een dikke waas. De zogenaamde panhandles van Texas en Oklahoma waren er het ergst aan toe. Mensen en dieren werden ziek en stierven aan stoflong, gewassen verschrompelden, en duizenden gezinnen moesten hun boerderijen verlaten — velen trokken westwaarts naar Californië in de hoop op een beter bestaan. Maar erg welkom waren ze niet.


Herstel en wederopbouw na de Dust Bowl
De Amerikaanse overheid greep in onder president Franklin D. Roosevelt. De oprichting van de Soil Conservation Service in 1935 – voortgevloeid uit de Soil Erosion Service, was een keerpunt. Deze organisatie was opgericht door bodemkundige Hugh Hammond Bennet, een pionier die al in de jaren twintig inzag dat bodemerosie een planeetbedreigend probleem was. Daarmee stond hij lijnrecht tegenover collega's die de bodem als onverwoestbaar zagen:
"De bodem is die ene onverwoestbare … substantie waarover de natie beschikt … het is een grondstof die nooit uitgeput raakt." "The soil is the one indestructible ... asset the nation possesses ... It is the one resource that cannot be exhausted."
Zij moesten hun mening bijstellen, toen de stofstormen oprukten. Voor het eerst werd bodemgezondheid gezien als een nationale verantwoordelijkheid. Wetenschappers, landbouwkundigen en lokale boeren werden gemobiliseerd om uit te pluizen hoe de desastreuze gevolgen van erosie konden worden opgevangen. Ondanks eeuwig ontoereikende budgetten en altijd aanwezige politieke obstakels, werden verschillende programma's op poten gezet om het verbijsterende stoflandschap weer levensvatbaar te maken.
De focus lag op het stabiliseren van de bodem en het voorkomen van nieuwe stofstormen. Hoe stoppen we de wind? Hoe houden we de bodem vast? Hoe vermijden we dat goede aarde stof wordt? Dat waren de kernvragen van die cruciale periode.
Wat uitgevoerd moest worden doet bijna denken aan een actie van "terraforming", de intrigerende science fiction ingreep waarbij een levenloze planeet levend, "aarde-achtig" wordt gemaakt, een staaltje van geo-engineering.
Enorm boomplantproject: Great Plains Shelterbelt - windsingels

"De boerderijen in de Plains hebben bomen nodig!" klonk de leuze. Nog nooit was in de wereld zo'n groot boomplantproject uitgevoerd. Het Shelterbelt Program kreeg vorm, later omgedoopt tot Prairie States Forestry Project. Miljoenen bomen werden geplant rondom akkers, in zogeheten shelterbelts — windbrekende boomstroken of windsingels — om de kracht van de wind te breken en om verdamping van het vocht in de bodem tegen te gaan.
Een grotere of snellere boomplantacties was nog nooit gezien. Het is een hoopvol gegeven dat het blijkbaar toch mogelijk is een enorme inspanning te leveren in een noodgeval. Maar ook het rechtstreekse ingrijpen van President Roosevelt maakte een verschil. De slogans die toen reeds op affiches stonden, zouden in de huidige era van droogtegolven en hittekoepels niet misstaan:
"Bomen verminderen winderosie, houden vocht vast, dragen bij tot menselijk welzijn en geluk." "Trees prevent wind erosion, save moisture, protect crops, contribute to human comfort and happiness."
In totaal werden tussen de jaren 1935 en 1942 220 miljoen bomen geplant over 48 duizend km2 in een gebied dat strekte over de volledige Great Plains: van Noord- en Zuid-Dakota, Nebraska, Kansas, Oklahoma tot in Texas, in feite van Canada tot Mexico.
Ook in Canada in de staten Alberta, Manitoba en Saskatchewan waar ook ernstige bodemerosie had gewoed, werd een shelterbelt programma uit de grond gestampt, samen met andere bodemreddende methodes.
Minder ploegen na de Dust Bowl
Ploegen was een van de oorzaken van de Dust Bowl. Dus dat moest anders. Aanleg van terrassen en contourploegen, waarbij het land langs hoogtelijnen wordt geploegd, vermindert afspoeling en erosie. Maar minder of niet ploegen (no-till of niet-kerende landbouw) is nog beter.
Boeren leerden over gewasrotatie, bodembedekking na het oogsten, en het belang van rustperiodes voor hun akkers. In de zwaarst getroffen gebieden werd land zelfs uit productie genomen en teruggegeven aan de natuur.
Ook de hooimethode werd toegepast, de Hay Method, om natuurlijke graslanden te herstellen. Gewoon wachten tot planten zelf terugkomen duurde te lang (25 tot 40 jaar). Dus het vegetatieherstel werd een handje geholpen. Dan konden de gronden tenminste als graasgrond gebruikt worden of voor het oogsten van hooi. Door de terugkeer van grassen werd erosie en afspoeling tegengegaan. De methode bestond erin het verschraalde oppervlak met een mengsel van hooi met zaad te bedekken. Vooral inheemse grassoorten zoals muskietengras (blue grama) en andere werden gebruikt.
De resultaten lieten zich voelen. Het aantal stofstormen nam af, de bodem begon zich langzaam te herstellen. Zaadjes ontkiemden. Ook ideeën over bodembehoud en nieuwe paradigma's ontloken: voedselproductie en natuurbescherming moeten hand in hand gaan.
Ontdekking van de Ogallala Aquifer
De productiviteit van de Great Plains herstelde voor een groot deel. Ondanks de verandering in de aanpak en het nieuwe besef over de bodem, waren er ook minder koosjere hulpmiddelen die het herstel van de Great Plains als voedselproducerende regio schijnbaar bevorderden, zoals kunstmest, pesticiden en irrigatie. Al ziet de regio er op het eerste zicht welvarend uit, echt duurzaam op lange termijn is de toestand zeker niet. Nu zijn de Great Plains een geometrische lappendeken van cirkels: pivotirrigatie waarbij een lange sproeier ronddraait en zo cirkelvormige akkers besprenkelt. Hier en daar briesen nog een paar decoratieve bizons.
Terwijl men vroeger afhankelijk was van regenwater, werd sinds de jaren vijftig irrigatie mogelijk door de exploitatie van de Ogallala Aquifer. Dat is een gigantisch natuurlijk stelsel aan watervoerende lagen waar heel de Great Plains uit put. Minstens 10% is al opgebruikt, de vraag blijft stijgen, de bevolking en het verbruik dijen uit, en er zullen 6000 jaar nodig zijn om de aquifer opnieuw te vullen als de voorraden te ver geslonken zijn.

Geen volledig bodemherstel
Het herstel van de bodems is bovendien niet compleet. De natuurlijke zwarte bovenlagen (de humusrijke O-horizonten) van de Mollisols waren volledig weggeblazen, en dat regenereert men niet zomaar even. Humus is een niet hernieuwbare grondstof, tenminste binnen menselijke tijdschalen. De organische O-horizont die in de prairies enorm diep was, deed er eeuwen over om zich te vormen via de natuurlijke afbraak van vegetatie en diepe doorworteling.
In de panhandles van Texas, Kansas en Oklahoma zijn deze donkere lagen niet volledig teruggekeerd, en de bodem blijft er dunner en kwetsbaarder dan voorheen. Herstel gaat wel sneller op plaatsen waar boeren inzetten op duurzaam praktijken die de biodiversiteit verhogen. Daar keert het organisch materiaal langzaamaan terug, o.a. door compost en hogere biodiversiteit, en stijgt het koolstofgehalte in de bodem.

Ondanks het bizarre stemgedrag in o.a. Texas, richten boeren zich wel steeds meer op regeneratieve landbouw. Dat kan ook niet anders, nadat recente hittegolven oogsten deden mislukken.
Great Plains vandaag: wat groeit er en wie eet mee?
Wat wordt er vandaag geteeld in de Great Plains? Hoofdzakelijk beestenvoer, net als elders. In Kansas en Oklahoma blijft tarwe een van de belangrijkste gewassen. In de zuidelijke Great Plains (Texas en New Mexico) is de overstap gemaakt naar droge teelten als sorghum en katoen die geen irrigatie vereisen. Hooi blijft een van de meest geteelde gewassen over heel de Great Plains, met meer hooi in het drogere westen, dichter bij de Rocky Mountains. Ook mais en soja worden wijdverspreid verbouwd. Een grote fractie van de tarwe, mais, soja en uiteraard hooi, is bestemd voor dierenvoeder.
Ik val zeker in herhaling als ik nog eens aanhaal tot welk doel al die gewassen, al die moeite en al die risico's dienen: het produceren van vlees. Zolang er massaal veel energie wordt gestoken in veeteelt, betwijfel ik of een echt herstel van de Great Plains als bioom mogelijk is. Vlees kweken kost ongeveer tien keer zoveel energie, water, landoppervlak en gewassen en de behorende exploitatie van de natuur, dan het voeden van mensen op basis van plantaardig voedsel. Bespaar je de moeite dit uit te rekenen, daar krijg je een punthoofd van. Bekijk de savanne om het levende bewijs te zien. Honderden herbivoren worden achternagezeten door slechts een handjevol carnivoren. De natuurlijke verhouding tussen de aantallen herbivoor/carnivoor wereldwijd is tien tot 100 op één. Er is geen ruimte op de planeet voor miljarden vleeseters.
Maar het punt is, zonder ons te verliezen in vlees, dat de Great Plains de Dust Bowl-ramp te boven zijn gekomen dankzij regeneratieve landbouw, maar ook een schijnbare bloei kent via vervuilende (kunstmest), dodelijke (pesticiden) en extractieve (grondwater) methoden.
We zien de Great Plains en de Dust Bowl beter niet als een voorbije ramp uit de geschiedenis. Die gebeurtenis was een voorproefje. Een positieve les die we kunnen trekken is dat bomen planten heel snel kan gaan als we dat willen.
En ook een gezegde van de Touaregs is hier op zijn plaats:
"Het verschil tussen een tuin en een woestijn is niet het water, maar de mens."
----

Kathelijne: Ik ben geboeid door hoe gesteente, bodem, oceaan, lucht en leven op elkaar inwerken op geologische en menselijke tijdschalen.
Waarom ik met GondwanaTalks begon.
Donatie? Heb jij iets aan GondwanaTalks? Jouw steun maakt een ultrapliniaans verschil. Laat wat slijk der aarde mijn richting uitstromen en steun mijn werk zodat ik energie in GondwanaTalks kan blijven steken. Doe een (terugkerende) gift en word mijn:
(2€/maand)
(4€/maand)
Vesuvius Visionair (7€/maand)
Doneer jij al? Je bent een schat! Bedankt!
------
Recente artikels:
Ode aan Richard Fortey en zijn trilobieten
Asbest: Geologie van een sinister mineraal
Bronnen en afbeeldingen:
Public domain.
Ogallala Aquifer: By Kbh3rd - Own work, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=7428818